ERNO schaal 0
ERNO staat voor Ernst Notter, die in Zürich een reparatiewerkplaats voor mondharmonica's runde onder de naam "Accordion House". Hoewel dit instrument - in het Zwitserse dialect "Schnuregyge" (mondviool) genoemd - destijds erg populair was, was dit bedrijfsmodel waarschijnlijk niet bijzonder winstgevend. Notter zocht daarom naar een nieuw werkgebied en begon in 1944 in Unterägeri in het kanton Zug met de productie van modeltreinen. De belangrijkste reden hiervoor, zowel voor Notter als voor andere Zwitserse fabrikanten, was dat de speelgoedwinkels door de oorlog slechts een beperkt aanbod hadden en positief reageerden op de inspanningen van Zwitserse fabrieken. De eerste productielocatie bevond zich in een appartement in een oud appartementencomplex in Unterägeri, dat als werkplaats werd gebruikt. Een tweede appartement in hetzelfde gebouw werd bewoond door de familie Notter. De verhuizing van Zürich naar het kanton Zug was een logische beslissing, aangezien deze regio, gelegen in het centrum van Zwitserland, destijds grotendeels landelijk was, nauwelijks industrie had en slechts een paar slecht betaalde banen bood. Ernst Notter kon daarom profiteren van goedkope arbeidskrachten en ook van thuiswerkers. Tegenwoordig is het kanton Zug een van de rijkste gebieden van Zwitserland en de vestigingsplaats van talloze zogenoemde brievenbusfirma's. Het gemiddelde belastinginkomen per persoon zou meer dan 180.000 euro bedragen.
In 1945 kwamen de eerste ERNO-voertuigen, een opwindbare locomotief en enkele goederenwagens, in de speelgoedwinkels. ERNO slaagde er in korte tijd in om een compleet assortiment op de markt te brengen, met rails, 20 verschillende goederenwagens, enkele personenwagens en de eerder genoemde opwindbare locomotief. Voor het ontwerp van zijn goederen- en personenwagens maakte ERNO geen gebruik van de toen gebruikelijke lithografie, maar paste het een spuittechniek toe.



De opschriften werden aangebracht met schuifplaatjes. Hoewel het assortiment wagens als rijk kan worden omschreven, was er slechts één type opwindbare locomotief, beschikbaar in groene en bruine kleurstelling. In een catalogus uit 1947 zijn ook twee locomotieven afgebeeld in groen-crème en rood-crème. Of deze überhaupt zijn geproduceerd, is niet met zekerheid te zeggen. Waarschijnlijk werd er rond 1946 een elektrische locomotief aan het assortiment toegevoegd. Deze had hetzelfde chassis als de opwindbare locomotief. Ernst Notter ontwierp niet veel eigen modellen, maar liet zich inspireren door vooroorlogse modellen van Märklin. Dit valt
vooral op bij de locomotief, die meer lijkt op het vooroorlogse model CS 66 van Märklin dan op een Zwitserse locomotief. Hetzelfde geldt voor de gesloten goederenwagens, die niet zijn voorzien van de typische Zwitserse neus bij het remmershuis. Desondanks vond ERNO zijn weg naar de catalogus van Franz Carl Weber en praktisch alle speelgoedwinkels. Dit succes bracht Notter ertoe een eigen fabriekspand te bouwen. Echter, de toenemende buitenlandse concurrentie en ook kwaliteitsproblemen leidden waarschijnlijk ertoe dat ERNO in financiële problemen kwam en in 1949 de productie moest stopzetten.


